Als ik beweeg en ademhaal dan voel ik een plekje in mijn ribbenkast, misschien is daar wat gekneusd. Een aantal licht geschaafde vingers, een beurse plek op mijn been. Voor de rest valt het bij nader inzien wel mee. Het lijf doet het nog goed.
"Doorgaan tot de allerlaatste roker" kopte de Volkskrant gisteren. Een inkoppertje en een duidelijke hint. De krant was door mijn lieve vriendin liefdevol klaargelegd. De tekst over roken en de gevolgen ervan lag duidelijk zichtbaar en niet te missen op tafel. Twee pagina's schreeuwden om mijn aandacht.
Maar natuurlijk zal ik er aan moeten geloven, ik wil er ook aan geloven. Roken is gewoon niet goed, het is ongezond en ronduit slecht.
Een deel van mijn hersenen lijken na het zien en lezen van het artikel direct allerlei acties op touw te zetten. Daarboven in mijn hoofd is het een drukte van belang.
Mijn lijf reageert ietsje trager en later. Er is nog niets aan de hand lijkt het te willen vertellen. Er zijn nog geen ontwenningsverschijnselen die parten spelen, geen zucht naar iets wat er gemist wordt. Het voelt alsof er ergens nog een reservoir zit. Daaruit kan straks worden geput om mijn lijf als vertrouwd te laten voelen.
Het roken zit in mijn systeem, tenminste dat kan ik met dat deel van mijn hersenen wat voor rede vatbaar is bedenken. Dat systeem vraagt om een herprogrammering. Het andere deel, wat nu in paniek is geraakt in verband met het komende stoppen is in actie gekomen. Het is niet aanspreekbaar en geeft even niet thuis. Dat deel is bezig om plannen te smeden en een strategie te ontwikkelen. Smoezen worden bedacht en excuses zijn in voorbereiding. Allerlei redenen klinken straks in heldere taal. Een reclamebureau zou zich de vingers erbij aflikken. Maar wat is een goed moment om te stoppen?
Een paar dagen geleden las ik nog stukjes tekst in een mooi boek wat gaat over onze zintuigen. In dat boek wordt onze huid beschreven als een soort ruimtepak. "Onze huid bevindt zich op de grens tussen ons en de wereld."
Gisteren was mijn huid voor een kort moment in contact met het koude en ruwe asfalt. De voorrem van mijn fiets schoot los en draaide zich razendsnel vast in het voorwiel. Voordat ik goed en wel in de gaten had wat er gebeurde viel ik opzij en lag ik languit op de grond.
Terwijl ik me afvroeg wat er was gebeurd en ik korreltjes van het afvalt in de rechterkant van mijn gezicht voelde drukken zag ik een auto aankomen. Het was een blauwe auto die me voorbij reed. Kennelijk was het geen goed moment om te stoppen.
Langzaam probeerde ik me op te richten en de wirwar van twee tassen, een krom stuur en een vastzittend voorwiel te ontrafelen. In deze beweging, die meer aanvoelde als een slow-motion, zag ik haar aankomen. Ze kwam met haar rolstoel uit een zijstraat, nam met een sierlijke beweging de bocht en stond, terwijl ik aan het ontrafelen was, naast me stil. Met een zorgzame en lieve lach werd gevraagd of ze me ergens mee kon helpen. Dit was een goed moment om te stoppen.
Nu ik nog.
Fijne dag.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten